Witwassen in de uitoefening van beroep of bedrijf
Publicatiedatum 30-03-2021, 16:25 |
Rechtbank Overijssel 26-1-2021 ECLI:NL:RBOVE:2021:291
Verdachte is als vermogensbeheerder directeur en UBO van een rechtspersoon, middels deze rechtspersoon beheerde de verdachte geld voor verschillende cliënten. De verdachte heeft zichzelf verrijkt door geld van zijn cliënten te verduisteren en het plegen van valsheid in geschrifte. Daarnaast heeft de verdachte, in zijn hoedanigheid als vermogensbeheerder, geldbedragen witgewassen voor cliënten die vermoedelijk in het criminele milieu actief zijn. Daarnaast heeft de verdachte geld witgewassen door het vermogen van cliënten onder te brengen in onder andere Zwitserland en Panama. In zaak wordt onder andere veroordeeld voor het witwassen in de uitoefening van beroep of bedrijf.
De verdachte was als vermogensbeheerder betrokken bij de oprichting van de buitenlandse ondernemingen waar de zwartspaarders hun geld hebben ondergebracht. Als vermogensbeheerder bleef de verdachte verbonden aan de buitenlandse onderneming en de Nederlandse natuurlijke persoon. Daarnaast heeft de verdachte voor sommige cliënten contant geld meegenomen vanuit Zwitserland zodat er geen verbanden ontstonden tussen de cliënten en het vermogen in het buitenland.
Verdachte is als vermogensbeheerder directeur en UBO van een rechtspersoon, middels deze rechtspersoon beheerde de verdachte geld voor verschillende cliënten. De verdachte heeft zichzelf verrijkt door geld van zijn cliënten te verduisteren, crimineel geld wit te wassen en het plegen van valsheid in geschrifte. Met betrekking tot het witwassen is er volgens de rechtbank geen rechtstreeks en concreet verband tussen de geldbedragen en bepaalde misdrijven. Het stappenplan wordt door de rechtbank in de drie verschillende feiten behandeld.
Onder A wordt de verdachte het witwassen van geldbedragen voor cliënten die vermoedelijk actief zijn in het criminele milieu verweten. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen en haalt daarbij verschillende witwastypologieën aan. Zo hebben de cliënten de beschikking over grote hoeveelheden chartaal geld in grote coupures. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in diverse valuta. Het gaat bovendien om biljetten van € 500,-, die in het reguliere betalingsverkeer niet of nauwelijks voorkomen. Ook staan de geldbedragen niet in verhouding tot het bekende inkomen van de cliënten. De verdachte heeft hier geen concreet en verifieerbare verklaring voor. Gelet op de berichtenverkeer en telefoongesprek van de verdachte met zijn cliënten over de herkomst van het geld en zijn financiële achtergrond moet de verdachte wetenschap van de criminele herkomst van het geld hebben gehad.
Onder B wordt de verdachte verweten geldbedragen wit te wassen voor cliënten die opzettelijk niet of te weinig belasting hebben afgedragen aan de fiscus. Deze cliënten hadden hun vermogen ondergebracht in Zwitserland waarna de verdachte het vermogen naar Panama heeft overgeheveld. Deze cliënten hebben de Nederlandse nationaliteit, woonden in Nederland en waren Nederlands belastingplichtige. Het merendeel van de cliënten is aan het inkeren maar sommige hebben aangegeven dat ze door de verdachte werden tegengehouden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, met de algemene kennis die mag worden vereist en vanuit zijn opleiding en functie, wetenschap heeft gehad dat de geldbedragen in relatie stonden met fiscale delicten. Dit blijkt volgens de rechtbank ook uit de bezwaren van de verdachte tegen het opstarten van de inkeerprocedure. De verdachte heeft de strafbare gedragingen gefaciliteerd. Hij was betrokken bij de oprichting van de buitenlandse onderneming waar de zwartspaarders hun geld hebben ondergebracht. Als vermogensbeheerder bleef de verdachte verbonden aan de buitenlandse onderneming en de Nederlandse natuurlijke persoon. Daarnaast heeft de verdachte voor sommige cliënten contant geld meegenomen vanuit Zwitserland zodat er geen verbanden ontstonden tussen de cliënten en het vermogen in het buitenland.
Onder C wordt de verdachte verweten het witwassen van geldbedragen door betalingen te verrichten en geldbedragen over te boeken vanaf rekeningen van cliënten ten behoeve van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, met de algemene kennis die mag worden vereist vanuit zijn opleiding en functie als vermogensbeheerder, wetenschap heeft gehad dat de geldbedragen in relatie stonden met fiscale delicten. De verdachte heeft derhalve de strafbare gedragingen van zijn cliënten gefaciliteerd. De rechtbank veroordeeld de verdachte wegens het structurele karakter van het witwassen tot gewoontewitwassen en witwassen in de uitoefening van zijn beroep als vermogensbeheerder. De rechtbank neemt hierbij de lange periode en de grote hoeveelheid cliënten die verdachte faciliteerde als uitgangspunt. De rechtbank geeft geen nadere overwegingen met betrekking tot artikel 420ter Sr. Een uitgebreidere samenvatting van de zaak is hier te vinden.
Sinds 1 januari 2015 bestaat de strafverhoging voor witwassen in de uitoefening van beroep of bedrijf (artikel 420ter lid 2 Sr). Wanneer bijvoorbeeld belastingadviseurs, advocaten of vermogensbeheerders de specifieke mogelijkheden die de uitoefening van hun beroep biedt, misbruiken voor witwassen tasten zij de goede naam van de beroepsgroep aan en verloochenen zij de rol van poortwachter die zij op grond van hun beroep hebben.[1] Deze uitspraak is een uitzondering op de regel, er zijn twee uitspraken over witwassen door facilitators in uitoefening van hun beroep of bedrijf te vinden. Eerder bespraken wij de vrijspraak van witwassen in de uitoefening van beroep of bedrijf door een garagehouder.[2]
[1] Kamerstukken II 33 685 nr. 3 Memorie van Toelichting.
[2] Meer info over witwassen in de uitoefening van beroep of bedrijf: https://www.amlc.nl/witwassen-in-de-uitoefening-van-beroep-of-bedrijf-column/