Voorafgaand uit enig misdrijf
Publicatiedatum 19-12-2022, 12:32 |
Parket bij de Hoge Raad, 1 december 2022: ECLI:NL:PHR:2022:1010
In deze zaak is verdachte door het hof veroordeeld (ECLI:NL:GHSHE:2020:4081) wegens het witwassen van een boot die afkomstig is uit verduistering die door hemzelf is gepleegd. Voor de verduistering is hij niet veroordeeld. Maar dat is ook niet vereist bij witwassen. Een rechter hoeft immers niet te concretiseren uit welk misdrijf een voorwerp, in dit geval de boot, afkomstig is. In cassatie wordt geklaagd dat niet vastgesteld kan worden dat de boot afkomstig is uit een misdrijf dat is gepleegd voorafgaand aan de delictsgedragingen van art 420bis Sr. Dat is wél een vereiste bij witwassen.
De AG oordeelt als volgt. Het hof heeft overwogen dat verdachte zich vanaf het moment dat hij zich als eigenaar van de boot voordeed en inging op een verzoek om de boot te verkopen, als heer en meester over de boot is gaan gedragen, en dat de verdachte vervolgens de identiteit van de boot is gaan verhullen door de boot aan te bieden met een vals registratienummer en een valse aankoopfactuur. Daarmee heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de verdachte op enig moment eerst de boot heeft verduisterd, en daarna witwashandelingen heeft gepleegd door de boot te verhullen. Daarom faalt het cassatiemiddel volgens de AG bij de Hoge Raad.
Het klopt dat er een gronddelict moet zijn gepleegd voorafgaand aan de witwashandelingen om te komen tot een veroordeling voor witwassen (HR 25 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3380). Als het voorwerp direct afkomstig is uit eigen misdrijf, zoals hier, dan moet er meer worden gedaan dan enkel voorhanden hebben of verwerven. Anders is namelijk in beginsel de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing. In dit geval heeft de verdachte handelingen verricht die gericht zijn op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst (art. 420bis a Sr). Dan geldt de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet.