Verjaring witwassen chalets
Publicatiedatum 28-08-2018, 13:55 |
Verdachte is door het hof Arnhem-Leeuwaarden op 12 juli 2017 veroordeeld voor medeplegen schuldwitwassen. Bewezenverklaard is dat verdachte in de periode van de maand januari 2004 tot en met 25 april 2008 geldbedragen van € 130.000,– en enig geldbedrag heeft omgezet door deze geldbedragen te gebruiken voor de aanschaf, verbetering en inrichting van chalets en deze vervolgens te verkopen. Op basis van een negatieve kasopstelling komen de rechtbank en het hof tot de conclusie dat het geld waarmee de chalets zijn aangekocht uit misdrijf afkomstig moet zijn. In cassatie wordt ambtshalve opgemerkt dat een deel van de strafbare feiten verjaard zijn. Op schuldwitwassen is een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar gesteld, daarom is de absolute verjaringstermijn twee maal zes jaren (art. 70, eerste lid, onder 2°, in verbinding met art. 72, tweede lid, Sr). Dit betekent dat in 2018 het bewezenverklaarde is verjaard voor zover het is begaan voor het jaar 2006.
De vraag is op welk moment de verjaringstermijn begint te lopen. Op grond van artikel 71 Sr vangt de termijn van verjaring aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd. Maar over witwassen wordt vaak opgemerkt dat het een voortdurend delict is, de Hoge Raad heeft eerder het verbergen en verhullen aanmerkt als voortdurende delicten. De verjaringstermijn begint dan pas te lopen op de dag na die waarop er een einde gemaakt wordt aan het laten voortduren van het witwassen. Bijvoorbeeld iemand die jaren lang crimineel geld in het buitenland verborgen houdt maar op een gegeven moment besluit dit geld aan te geven bij de politie. Op dat moment wordt er een einde gemaakt aan het verbergen en vangt de verjaringstermijn aan. De vraag is nu of witwassen wel in alle gevallen een voortdurend delict is? Het antwoord daarop is nee. Er zijn situaties waarin het witwassen wel uit een handeling bestaat die direct afgerond is, waardoor de verjaringstermijn op dat moment begint te lopen. Van zo’n geval was in deze zaak sprake.
Het omzetten van € 130.000 en enig geldbedrag in chalets door de aankoop en betaling daarvan heeft plaatsgevonden in het jaar 2004. De chalets zijn op 17 april 2008 weer verkocht. Er is tenlastegelegd en bewezenverklaard het omzetten van geldbedragen in chalets. De geldbedragen waren in 2004 al omgezet in chalets. Zoals volgt uit de bewijsoverwegingen van het hof was daarmee naar het oordeel van het hof het omzetten van bedoelde geldbedragen voltooid. Door deze chalets vervolgens weer om te zetten in een geldbedrag is geen sprake van het omzetten van geldbedragen in chalets maar van het omzetten van chalets in geldbedragen. Gezien de absolute verjaringstermijn voor schuldwitwassen 12 jaar is, was het omzetten dat in 2004 plaatsvond in 2016 al verjaard.
Voor de verjaring kan het soort witwashandeling dat tenlastegelegd wordt dus een groot verschil maken. Het is bijvoorbeeld goed denkbaar dat de winst die gemaakt is met de verkoop in 2008 nog steeds in het bezit is van verdachte en verborgen gehouden wordt. Ook als opzettelijk witwassen hier bewezenverklaard zou zijn, was het nog niet verjaard. Daarvoor geldt een absolute verjaringstermijn van 24 jaar (de verjaring moet binnen 12 jaar gestuit worden door een daad van vervolging).
Hoge Raad, 5 juni 2018