Verifieerbare verklaring
Publicatiedatum 28-02-2019, 10:38 |
Het Gerechtshof Den Haag heeft verdachte op 10 februari 2017 veroordeeld voor het witwassen van € 90.000,- in een paar maanden tijd. Het hof komt in vier stappen tot de conclusie dat er sprake is van witwassen met een onbekend gronddelict.
De eerste stap van het hof is dat op grond van wettige bewijsmiddelen een ernstig vermoeden van witwassen moet worden aangenomen.
Dit is opvallend omdat in de meeste uitspraken die we zien met betrekking tot het stappenplan gesproken wordt van een vermoeden van witwassen. Verderop heeft het hof het echter weer gewoon over ‘vermoeden’ en ook de Hoge Raad gebruikt in de weergave van het beoordelingskader in witwaszaken de term ‘vermoeden’.)
Het hof Den Haag stelt dat indien er voldaan is aan dit ernstig vermoeden van witwassen er van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Dat is stap twee.
De derde stap gaat in op die verklaring over de herkomst van het geld. Die moet als concreet, min of meer verifieerbaar, en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk zijn aan te merken.
Als er zo’n verklaring is gegeven is het OM in stap 4 aanzet om onderzoek te laten doen naar die verklaring. Op basis van dat onderzoek moet met voldoende mate van zekerheid kunnen worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft. Een criminele herkomst is dan de enige aanvaardbare verklaring.
In deze zaak heeft de verdachte een boot van € 142.000 gekocht. De boot is betaald door een andere boot voor € 52.000 in te ruilen, de overige € 90.000 is in delen contant betaald. De deelbetalingen bleven steeds onder de meldgrens voor ongebruikelijke transacties. De verdachte heeft verklaard bekend te zijn met de meldingsplicht. Het bedrag van € 90.000,- heeft verdachte in een kluis in België bewaard. Dit valt op aangezien verdachte als belastingadviseur in loondienst in Nederland werkte en daar zijn salaris giraal kreeg uitgekeerd. Gezien deze feiten en omstandigheden is er sprake van een vermoeden van witwassen.
De verdachte verklaart dat het geld afkomstig is uit legale inkomsten. Hij heeft verklaard dat hij destijds als fiscaal jurist een riant salaris genoot. Hij stelt dat zijn bruto jaarsalaris € 130.000,- tot € 140.000,- bedroeg en dat hij daarnaast nog € 30.000,- tot € 40.000,- bruto aan neveninkomsten ontving. Hij heeft tevens verklaard dat hij ook geldelijke vergoedingen kreeg voor werkzaamheden die hij voor vrienden en kennissen deed. Tijdens een verhoor door de politie is een bankafschrift met daarop een salarisstorting van € 2.724,33 voorgehouden. De verdachte verklaart dat zijn salaris veel hoger is. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte een kopie salarisstrook van december 2008 (ruim twee jaar na aankoop van de boot derhalve) overgelegd waarop een maandsalaris van € 6.661,– bruto staat. Verdachte heeft toegezegd dat hij inzicht zou geven in zijn inkomsten in de ten laste gelegde periode en heeft dit vervolgens niet gedaan.
Het hof komt tot de conclusie dat verdachte onvoldoende inzicht heeft gegeven omtrent de herkomst van het geld, met een verklaring die als concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk is aan te merken. En veroordeelt voor het witwassen.
De Hoge Raad overweegt echter dat de omstandigheid dat een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, niet inhoudt dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft met een concrete verwijzing naar zijn inkomsten uit arbeid gesteld dat de geldbedragen een legale herkomst hadden. Dat de verdachte ondanks een toezegging geen relevante stukken heeft overgelegd, betekent nog niet dat de verklaring niet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Het doet niet af aan de verklaring en de mogelijkheid daarnaar nader onderzoek te doen.
Dat het aan het OM is om nader onderzoek te doen wanneer een verdachte een concrete verklaring geeft die gemakkelijk te verifiëren is, ligt in de lijn met eerdere uitspraken. Het is in dit geval blijkbaar nagelaten om de verklaring van verdachte dat hij een riant salaris verdiende te verifiëren met zijn fiscale gegevens. Het zou anders zijn als de verdachte de herkomst verklaart door te stellen dat hij allerlei zwarte inkomsten genoot en vervolgens daarin geen inzicht wil verschaffen. Zo’n algemene stelling is zeer lastig te verifiëren.
Hoge Raad, 18 december 2018