Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Onderzoeksplicht op grond van de Wwft

Kamer voor het Notariaat Arnhem-Leeuwarden, 11 november 2019: ECLI:NL:TNORARL:2019:55

In deze zaak gaat het om een klacht van het Bureau Financieel Toezicht (BFT) over een notaris die zou hebben gehandeld in strijd met de voorschriften van de Wet op het Notarisambt (Wna) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). BFT heeft verschillende dossiers onderzocht bij de notaris naar aanleiding van een signaal van de Belastingdienst. Het ging om vier dossiers betreffende de oprichting van besloten vennootschappen voor de exploitatie van automobielbedrijven. De oprichters zijn vier personen met de Griekse nationaliteit, woonachtig in Duitsland, waarvan drie met dezelfde achternaam. De dossiers zijn in een periode van 2,5 week aangebracht door dezelfde belastingadviseur. Vier maanden na de oprichting zijn de ondernemingen uitgeschreven uit het handelsregister omdat de activiteiten zijn gestaakt. Bij het onderzoek naar de notaris heeft het BFT geconstateerd dat de notaris o.a. geen vragen heeft gesteld naar de achtergrond/beweegredenen van de oprichters en dat hij geen rechtsreeks contact heeft gehad met de oprichters. De oprichtingsakten heeft de notaris gepasseerd op basis van volmachten, die vervolgens niet door de oprichters in persoon zijn ondertekend. De notaris betwist dat hij geen (verscherpt) cliënten onderzoek zou hebben gedaan. Ook stelt de notaris dat de oprichters werden geadviseerd door een bij de notaris wel bekende belastingadviseur die zelf Wwft plichtig was.

De Kamer voor het Notariaat oordeelt dat de notaris er niet van uit had mogen gaan dat er sprake was van op zichzelf staande bedrijfsoprichtingen, omdat de zaken dusdanig kort opeenvolgend zijn aangebracht dat dit bij de notaris had moeten opvallen. Ook zijn de dossiers telkens door dezelfde tussenpersoon aangebracht en kwamen de achternamen van de cliënten overeen in drie van de vier gevallen. De omstandigheid dat er mogelijk een Wwft-plichtige in de keten vóór de notaris is, ontheft de notaris niet van een zelfstandige onderzoeksplicht. De verplichting tot verscherpt cliëntonderzoek was er alleen al vanwege het feit dat de cliënten niet in persoon bij de notaris zijn verschenen. De notaris had meer kritische vragen aan zijn cliënten moeten stellen, zowel wat betreft hun identiteit, als wat betreft de doelstelling van de op te richten ondernemingen. De notaris had bovendien zijn bevindingen en afwegingen in het dossier moeten vastleggen. De notaris heeft dit alles nagelaten. Daarmee heeft de notaris zich teveel opgesteld als verlengstuk van cliëntwensen en onvoldoende actief invulling gegeven aan de taak die hij uit hoofde van zijn ambt en als poortwachter moet vervullen.

Inmiddels is het bepaalde in artikel 8, tweede lid, Wwft (oud) dat een instelling verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen moest nemen wanneer een cliënt niet fysiek aanwezig is voor verificatie van diens identiteit, vervallen. Wel moet een Wwft-plichtige rekening houden met risicofactoren uit bijlage III bij de vierde anti-witwasrichtlijn (zie artikel 8, tweede lid Wwft). En in die bijlage staat dat zakelijke relaties op afstand of transacties op afstand, zonder bepaalde garanties, zoals elektronische handtekeningen, als hoger risico worden aangeduid.

Deel deze pagina