Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Neckermann

Rechtbank Amsterdam 30 januari 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:354

Veroordeling voormalig directeur Readen en webwinkel Neckermann tot 18 maanden gevangenisstraf voor gewoontewitwassen.

Het gaat om contante stortingen op onder meer rekeningen van het moederbedrijf van Neckermann en gelieerde rechtspersonen, waarvan verdachte ten tijde van de stortingen (in)direct bestuurder en (enig) aandeelhouder was. Van de contante stortingen zijn door meerdere banken melding gedaan bij de FIU, die de transacties verdacht verklaarde.

De rechtbank overweegt dat de contante stortingen uit de bedrijfsadministratie niet als omzet naar voren komen. De gegevens die bij de Belastingdienst bekend zijn over verdachte en over de bedrijven bieden geen verklaring voor de contante stortingen. ‘Gelet op het vastgestelde vermoeden van witwassen en het ontbreken van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte hierover kan het niet anders zijn dan dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren en dat verdachte dit wist.’

Ook de broer van verdachte wordt veroordeeld voor gewoontewitwassen (ECLI:NL:RBAMS:2023:355) zij het voor een veel lager bedrag.
De rechtbank pareert in het vonnis verschillende door de broer opgevoerde constructies die een legale herkomst van de stortingen zouden moeten verklaren. Al die verklaringen worden beoordeeld als niet zijnde ‘concreet, verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk’ waardoor nader verificatieonderzoek door het Openbaar Ministerie niet nodig is.

Bijvoorbeeld:

Contant uitgekeerd salaris en contant spaargeld

Hoewel het bestaan van een door verdachte opgevoerde arbeidsrelatie op basis van de overgelegde stukken aannemelijk is, blijkt uit die stukken niet van contante salarisbetalingen. In tegendeel, uit de overgelegde loonspecificaties blijkt dat het loon gestort wordt. In elk geval ontbreekt het in de verklaring van verdachte aan aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden dat de betreffende stortingen contante salarisbetalingen als herkomst zouden hebben gehad. De verklaring biedt daarnaast in het geheel geen inzicht in het bestaan, de omvang en de herkomst van mogelijk spaargeld van verdachte zodat ook dit onderdeel van de verklaring niet concreet en verifieerbaar is.

Consultancy fee

Verdachte heeft verklaard dat hij op een gegeven moment in plaats van salaris een consultancy fee ontving, en wel contant. Verdachte heeft zijn verklaring onderbouwd met een consulting agreement en een business consultant agreement. Hoewel op basis van deze overgelegde stukken het bestaan van een consultancy-relatie tussen verdachte en het Readen-concern aannemelijk is, blijkt uit die stukken niet van contante betalingen. In elk geval bevat de verklaring van verdachte geen aanknopingspunten voor het Openbaar Ministerie om nader te onderzoeken of de betreffende stortingen contante consultancy fees als herkomst zouden kunnen hebben gehad.

Verkoop kunst

Het zou gaan om kunstwerken die verdachte heeft verkocht en van kunstwerken die verkocht zijn nadat zij door een bepaalde galerie op grond van een consignatieovereenkomst ten toon zijn gesteld in een hotel, waarvoor commissie is ontvangen. Verdachte heeft verklaard dat hij het contante geld heeft ontvangen toen hij de galeriehouder toevallig tegen kwam en dat die hem vertelde dat hij geld voor verdachte had dat hij zou komen afleveren.
De verklaring van verdachte is onderbouwd met stukken waaruit af te leiden is dat er kunst in consignatie is gegeven door de galerie en dat er bij het hotel een tentoonstelling is geweest. Ook is een tussentijdse afrekening overgelegd waaruit moet blijken dat een deel van die kunst daadwerkelijk is verkocht.
De verklaring van verdachte biedt geen aanknopingspunten om te onderzoeken of de contant gestorte geldbedragen afkomstig zijn van deze kunstverkopen, zoals hij stelt. Uit de tussentijdse afrekening komt bovendien naar voren dat de verkochte kunst meestal niet-contant betaald werd en de daar vermelde verkopen zijn niet in verband te brengen met de gestorte geldbedragen. Voor zover het gaat om vermeende verkoop van eigen werken van verdachte valt dat ook op geen enkele wijze te verifiëren.

Lening

Verdachte heeft verklaard dat zijn moeder in de afwikkeling van de scheiding van zijn vader geld te vorderen had. Ter voldoening van die schuld heeft de vader goederen ter beschikking gesteld, die verdachte te gelde heeft gemaakt voor zijn moeder. De opbrengst van die goederen zou de moeder van verdachte vervolgens aan verdachte hebben uitgeleend als liquiditeitssteun.
De verklaring van verdachte is onderbouwd met stukken waaruit naar voren komt dat de vader goederen met een waarde van € 35.000,- ter hand heeft gesteld in verband met een te vorderen geldbedrag door zijn moeder op zijn vader.
Gelet op het moment van ter hand stellen van de goederen (2009) en het moment van storten in 2013 is niet inzichtelijk gemaakt hoe de verkoop van die goederen ertoe heeft geleid dat in 2013 een contant geldbedrag is gestort. Dit is te meer opmerkelijk, omdat de moeder direct na ontvangst, het geld op haar beurt aan verdachte zou hebben uitgeleend. Als daadwerkelijk dit geld zou zijn geleend ten behoeve van liquiditeitssteun, dan ligt het niet voor de hand dat het geld pas vier jaar later wordt gestort op een moment dat het bedrijf al niet meer stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Wil je meer weten over wanneer een verklaring voldoende concreet en verifieerbaar is? Raadpleeg dan het . Dit product bevat conclusies uit de rechtspraak en biedt handvatten om te kunnen bepalen wanneer een verklaring concreet/verifieerbaar is en wie aan zet is.

Deel deze pagina