Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Medeplichtigheid witwassen

Rechtbank Overijssel, 13 februari 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:881

Verdachte heeft op verzoek van een onbekend gebleven persoon een bedrijf ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en is daarmee een bedrijfspand gaan huren. Vervolgens zijn er op dit adres meerdere door een ander bestelde pakketjes geleverd, welke niet betaald blijken te zijn.. Kan verdachte veroordeeld worden voor medeplichtigheid aan witwassen?

In deze zaak heeft een onbekend gebleven persoon meerdere elektronische apparaten besteld (beeldschermen, smarthorloges en telefoons) bij twee verschillende bedrijven. Deze persoon deed dit met vermelding dat hij werkzaam was voor een bepaald bedrijf, maar dit bleek niet te kloppen. Derhalve hebben de leveranciers van de goederen aangifte gedaan van oplichting.

Verdachte geeft aan dat hij van een onbekend gebleven persoon een bedrijf moest inschrijven bij de Kamer van Koophandel en vervolgens met dit bedrijf een bedrijfspand moest huren. Verdachte heeft aan deze opdracht voldaan. Voor de borg van het bedrijfspand (€ 1090) kreeg de verdachte contant geld van de persoon. Verdachte heeft met deze persoon de afspraak gemaakt dat hij per pakket dat hij zou aannemen en ontvangen in het bedrijfspand € 50 zou ontvangen. De verdachte heeft deze persoon ook de sleutel van het pand gegeven, zodat deze de geleverde spullen kon ophalen.

Allereerst buigt de rechtbank zich over de vraag of er sprake is van een voorwerp uit misdrijf afkomstig. Gezien de gang van zaken, het met behulp van vals opgemaakte bestelformulieren goederen bestellen en geleverd krijgen zonder daarvoor te betalen, wordt deze vraag bevestigend beantwoord. De verdachte wordt wel vrijgesproken van het medeplegen van de oplichting.

Met betrekking tot medeplichtigheid aan witwassen stelt de verdediging dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat het dubbel opzet ontbreekt.

Voor medeplichtigheid aan een misdrijf is niet alleen vereist dat het opzet op de eigen handelingen van de verdachte als medeplichtige (artikel 48 WvSr) wordt bewezen, maar ook het opzet (al dan niet voorwaardelijk) op het door de dader gepleegde misdrijf; in dit geval dus witwassen door de onbekend gebleven persoon. De rechtbank voegt nog toe dat het opzet van de medeplichtige niet gericht hoeft te zijn op de precieze wijze waarop het witwassen wordt begaan.

De rechtbank oordeelt dat de gang van zaken, zoals het oprichten van het bedrijf, het huren van een bedrijfspand en het ophalen van de pakketjes met een voor de verdachte onbekende inhoud, voldoende aanknopingspunten geeft voor voorwaardelijk opzet. Oftewel de verdachte heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de (door hem) bij het bedrijfspand ontvangen en vervolgens door een onbekend gebleven ander opgehaalde pakketten van misdrijf afkomstig waren.

Deel deze pagina