Krantenartikel over schimmige handelspraktijken partner - schuldwitwassen
Publicatiedatum 03-09-2024, 16:10 |
Gerechtshof Amsterdam 17 juli 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2045
De verdachte heeft een hypotheeklening van 448.000 euro afgesloten bij een Luxemburgse SA, maar had door alle feiten en omstandigheden haar vraagtekens bij de herkomst van het geld moeten zetten. Onderstaande zaak geeft weer hoe grove onvoorzichtigheid en het niet in acht nemen van bij verdachte bekende feiten kunnen resulteren in een veroordeling voor het medeplegen van schuldwitwassen.
Verdachte woonde met haar partner (de medeverdachte) in een woning welke was aangekocht door de partner. Op een gegeven moment hebben de medeverdachte en zijn advocaat bepleit dat het verstandig was om de woning op naam van de verdachte te zetten, zodat er geen beslag kon worden gelegd in een andere strafzaak die tegen de medeverdachte liep. Hierover verklaarde verdachte dat zij zich onder druk gezet voelde om dit te regelen. De verdachte heeft begin 2015 de economische eigendom van de woning verkregen, hiervoor heeft zij een koopprijs betaald van €475.000,-. Dit bedrag is betaald door het overnemen van de hypothecaire lening van de medeverdachte (€452.651,0) en het aangaan van een lening bij de medeverdachte (€22.349,-). De schuldovername van verdachte had enkel interne werking tussen partijen, aangezien de hypotheekverstrekker van de bank niet wilde meewerken aan de schuldovername. Verdachte had namelijk nog een andere hypotheek voor een eerdere woning welke nog verkocht moest worden.
Enige tijd na de overdracht van het economische eigendom leest de verdachte een artikel in het FD waarin de AFM waarschuwt voor de handelspraktijken van bedrijven waar medeverdachte de leiding heeft. De AFM betwijfelt of alle obligatiegelden bij de beleggingen terecht komen en stelt dat meer dan de helft bij de medeverdachte en aan hem gelieerde entiteiten en personen terecht is gekomen. De medeverdachte vertelt de verdachte dat de hypotheekverstrekker de hypothecaire lening van de woning wil opzeggen na de waarschuwing van de AFM, het artikel in het FD en andere berichtgeving over de gang van zaken bij de bedrijven. Hij kon wel een lening voor de verdachte regelen bij een investeringsmaatschappij zodat zij de hypothecaire lening van hem kon aflossen. Alleen blijkt dit geld uit de oplichtingspraktijken van de medeverdachte te komen.
De juridische levering van de woning aan de verdachte vindt doorgang. Om de hypotheek af te lossen sluit de verdachte een nieuwe hypothecaire lening af van €448.000 bij de Luxemburgse SA van de medeverdachte. Zowel verdachte als de medeverdachte waren aanwezig bij de notaris om de stukken te ondertekenen. Tijdens deze overdachte was duidelijk dat medeverdachte de gevolmachtigde was van de Luxemburgse SA. Daarnaast heeft de verdachte geen duidelijk traject doorlopen voor deze hypotheek of gegevens hoeven te verstrekken over haar financiële situatie (een werkgeversverklaring of opgave van schulden).
Het gerechtshof is van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld uit misdrijf afkomstig is. De verdachte bleek al langere tijd op de hoogte te zijn van het justitieel verleden van de medeverdachte met betrekking tot verduistering, oplichting en valsheid in geschrifte. Daarnaast bleek de verdachte op de hoogte van financiële problemen van de medeverdachte en dat er beslag dreigde door een niet-betaalde vordering in een strafzaak. Met betrekking tot dit beslag heeft zij meegewerkt aan het voorkomen van een beslagmogelijkheid. De verdachte heeft ten onrechte geen vragen gesteld over deze gang van zaken. Tevens heeft verdachte het krantenartikel gelezen waarin de AFM vraagtekens zet bij de handelspraktijken van de medeverdachte en wist zij dat de hypotheekverstrekker, mede als gevolg hiervan, de hypotheek wilde opzeggen. Tot slot had verdachte zich moeten afvragen hoe zij via een Luxemburgse SA, waar haar medeverdachte schriftelijk gevolmachtigde was, zonder duidelijk aanvraagtraject een hypotheek kon krijgen zonder enige verplichtingen wat betreft aflossing en rentebetalingen.
Verdachte heeft volgens het hof gehandeld met grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Zij had door de gang van zaken en de omliggende feiten en omstandigheden moeten vermoeden dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig was. Daarom is verdachte veroordeeld voor schuldwitwassen.
Voor schuldwitwassen moet vaststaan dat de pleger redelijkerwijs kon vermoeden dat het witwasvoorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. De pleger handelde met ‘grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid’. Hier is sprake van als de pleger bij enig nadenken over de bij hem/haar bekende feiten over het goed kon vermoeden dat deze geen legale herkomst heeft en daarom niet zonder nader onderzoek mocht handelen.