Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Interview Ton Scholing, hoofd AMLC

Door: Dorine Stahlie en Ruut Regtering

Ton Scholing neemt per 1 september afscheid van de FIOD. Hij is vanaf het eerste uur betrokken bij het AMLC en gaf daar de afgelopen 7 jaar leiding. We blikken met hem terug en bespreken onder meer de ontwikkelingen rond publiek-private samenwerking.

Waarom werd het AMLC 10 jaar geleden eigenlijk opgericht?
In eerste instantie was de focus vanuit de FIOD vooral: meer witwasonderzoeken draaien. Er werd veel meer opsporingscapaciteit vrijgemaakt en daarnaast werd het AMLC opgericht voor het genereren en opwerken van goede signalen die tot opsporingsonderzoeken moesten leiden, en een centrale intake. We moesten het witwassen beter in beeld krijgen. Tot dan toe richtte de FIOD zich vooral op witwaszaken met een fiscaal gronddelict. Binnen het AMLC wilden we een bredere aanpak en zagen we ook kansen in witwaszaken met een onbekend gronddelict. In een iets later stadium kregen we ruimte om onze pijlers Data & Analyse en Kennis & Expertise uit te bouwen. Verbinding met het primaire proces heeft daarbij altijd centraal gestaan. Onze analyses van de Verdachte Transacties (VT’s) is daar een mooi voorbeeld van. Inmiddels is het ‘oud denken’ om alleen maar te focussen op opsporingsonderzoeken. Niet meer van deze tijd. We kijken veel meer naar preventie en daarmee dus ook naar samenwerking met private partijen.

Over witwassen zonder gronddelict gesproken; jij ziet nog kansen in de stappenaanpak? 
We zagen in ons project rond bitcoinhandelaren dat er hoge commissies door criminelen werden betaald voor het omwisselen van bitcoin. Veel hoger dan er bij reguliere exchanges betaald moest worden. Economisch onlogisch, maar er werd natuurlijk simpelweg betaald voor anonimiteit; de handelaar werd er tussen geschoven zodat het poppetje met de criminele opbrengst buiten beeld kon blijven. Dat aspect van economische onlogica zien we veel vaker, en mag wat mij betreft een grotere rol spelen in het bewijs in witwaszaken.

Welk opsporingsonderzoek is jou het meeste bijgebleven?
Zonder twijfel de strafrechtelijke aanpak van de banken. De ING-casus heeft maatschappelijk echt iets teweeg gebracht. Toen we er mee bezig waren wist ik dat het impact zou gaan hebben, maar zóveel impact had ik niet verwacht. Het was een pittige beslissing om voor een strafrechtelijke aanpak te gaan en ik denk dat je als opsporing en vervolging zeker niet te snel op de stoel van de toezichthouder moet gaan zitten. Maar ik denk dat deze aanpak en de daaropvolgende reuring echt nodig waren om het stelsel op te schudden en te komen tot meer inhoudelijk goede meldingen.

Hoe kijk je naar de publiek-private samenwerking binnen de witwasbestrijding?
Ik ben grote voorstander van een risicogerichte aanpak. In de zin van: samen zitten om risico’s te definiëren – en daarbij moet echt niet alleen naar de overheid gekeken worden want private partijen hebben een andere, aanvullende informatiepositie – en daar gas op geven. Dan verstopt het systeem niet én sluiten de verschillende ketenpartners goed op elkaar aan. Dat heeft als consequentie dat niet alles wordt gemeld. Dat neem ik graag voor lief.

Een bank ziet de actualiteit en kan de diepte in. Een accountant kijkt terug en heeft weer een wat bredere blik. De FIU is een belangrijk schakelpunt want hier komt die informatie samen. Maar soms wordt de ongebruikelijkheid van transacties pas duidelijk als je informatie van verschillende partijen bij elkaar legt. Het levert echt wat op als we op fenomeenniveau met verschillende publieke en private partijen bij elkaar gaan zitten en elkaar voeden met kennis. Dat zouden we veel meer mogen doen. En het helpt als we ons wat minder zouden focussen op de hoeveelheid verdachte transacties.

Overigens moeten we altijd voor ogen houden dat we bij een thematische aanpak het gevaar lopen dat we door een rietje naar de data kijken. Je hebt geen totaalbeeld. Dat is niet erg, maar doe dan ook geen uitspraken alsof je het hele speelveld overziet.

Wat zijn essentiële voorwaarden voor goede samenwerking?
Zorgen dat je een goed beeld hebt van je samenwerkingspartner. Wat ziet de ander, wat kán de ander? Dat kan bijvoorbeeld door het organiseren van een soort black box: gewoon met opsporing, FIU en een paar private partijen structureel bij elkaar gaan zitten en op fenomeenniveau met elkaar in gesprek gaan. Puur om inzicht te krijgen in elkaars werkprocessen, elkaar te laten zien wat je kunt en wat je nodig hebt. Over en weer begrip kweken.  

Een andere voorwaarde is dat je dezelfde taal spreekt. Neem de term ‘feedback loop’ als het over verdachte transacties gaat. Wat wordt daarmee bedoeld? Wat wil een private partij precies terugkrijgen? Wat kan een publieke partij leveren? Zijn we op elkaar afgestemd? Het klinkt heel simpel, maar hier gaat het toch vaak mis. Om die reden inventariseert onze projectgroep VT’s hoe onze samenwerkingspartners bepaalde begrippen interpreteren.

Daarnaast zou ik als uitgangspunt willen nemen dat in een PPS op het gebied van witwasbestrijding verschillende meldergroepen worden vertegenwoordigd. Niet maar één groep.

Van welke publiek-private samenwerking werd je heel blij?
Van het EFIPPP, het Europol Financial Intelligence Public Private Partnership. Een Europees samenwerkingsverband tussen opsporingsdiensten, FIU’s en banken gericht op financiële criminaliteit en witwassen. Ik heb in de stuurploeg gezeten. De samenwerking was echt prettig. Ik denk enerzijds omdat de betrokken banken een heel actieve rol speelden, en anderzijds omdat de organisatie totaal niet bureaucratisch was ingericht. Daar houd ik van: low key, als manager vertrouwen op je experts, je medewerkers faciliteren en marginaal toetsen. Niet te ingewikkeld maken. En als manager moet je weten wanneer je een stap terug moet doen en de inhoudsdeskundige naar voren moet schuiven.

De masterclass PPS is ook zo’n voorbeeld: gewoon met een paar enthousiastelingen aan de slag gaan, het gaan dóen.

En nu?
Nu draag ik het stokje vol vertrouwen over aan Suzanne Visser als hoofd AMLC, en twee nieuwe teamleiders. En mijn vrouw en ik hebben straks alle tijd om er op uit te trekken met ons camperbusje. Daar ga ik heel erg van genieten!

Deel deze pagina