Hoofdlijnen uit rapporten van FATF, ARK en DNB
Publicatiedatum 27-10-2022, 10:13 |
De afgelopen periode zijn er verschillende rapporten verschenen met als onderwerp de Nederlandse witwasbestrijding. Lijvige rapporten. Die u wellicht nog op uw leeslijst heeft staan, maar waar u nog niet aan toegekomen bent. Om die reden hebben we deze drie rapporten voor u samengevat op een aantal hoofdlijnen. Zo bent u zonder veel inspanning toch op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de witwasbestrijding. Als eerste bespreken we het internationale perspectief van de Financial Action Task Force. Daarna verleggen we het perspectief naar binnen onze landsgrenzen met het rapport van de Algemene Rekenkamer. We sluiten af met de visie van De Nederlandsche Bank (‘DNB’) op de poortwachtersfunctie.
Financial Action Task Force – Evaluatierapport
Als eerste het rapport wat op 24 augustus jl. is uitgebracht door de Financial Action Task Force (‘FATF’) inzake de Nederlandse bestrijding van witwassen, terrorismefinanciering en proliferatie (lees: financiering van de verspreiding van massavernietigingswapens). De FATF is een intergouvernementele organisatie opgericht door de G7 landen om witwassen en terrorismefinanciering internationaal aan te pakken. Nederland is deelnemer aan deze task force. De FATF heeft een standaard ontwikkeld waaraan landen zich dienen te houden. Het evaluatieteam controleert periodiek of de deelnemende landen zich aan de gemaakte afspraken houden en doen aanbevelingen. Wij zullen ons hier beperken tot de witwasgerelateerde onderwerpen.
Kortgezegd is uit de evaluatie van Nederland naar voren gekomen dat we het internationaal gezien relatief goed doen. We lopen voorop als het gaat om samenwerking (zowel publiek-publiek als publiek-privaat) en informatiedeling. Voorbeelden van datahubs die de FATF noemt zijn iCOV, AMLC Suite, JustisTRACK en CT Infobox. Publiek-private samenwerkingsverbanden zoals het Financial Expertise Centre (‘FEC’), waaronder de TF Task Force en de Serious Crime Task Force, en de Fintell Alliance, alsook de nauwe operationele samenwerking tussen de Financial Intelligence Unit (‘FIU’) en opsporingsinstanties zijn bijkomende sterke punten van het Nederlandse systeem om financiële bewijzen te vergaren, best practices te delen en operationele activiteiten te bespreken. Daarnaast constateert de FATF dat Nederland tijdig en constructief reageert op rechtshulp- en uitleveringsverzoeken.
Opsporingsinstanties hebben op zowel landelijk als regionaal niveau een aanzienlijk aantal witwasonderzoeken in gang gezet en richten zich op verschillende soorten witwasactiviteiten. Twee sterke punten die worden benoemd zijn de thematische onderzoeksprojecten en het landelijk strategisch programma witwasbestrijding van het Openbaar Ministerie (‘OM’), FIOD (AMLC), FIU en Politie. De sancties die in witwaszaken worden opgelegd zijn echter laag, ook in complexe en ernstige zaken, en worden derhalve door het evaluatieteam niet als voldoende afschrikwekkend beschouwd.
Het inzicht in de witwasrisico’s bij financiële instellingen en cryptodienstverleners is over het algemeen goed en er zijn beleidsmaatregelen en procedures aanwezig die evenredig zijn met de risico’s. Hetzelfde geldt voor trustkantoren, die onder toezicht van DNB staan. Voor andere niet-financiële instellingen is het inzicht in de witwasrisico’s en de verplichtingen op dat vlak wisselend en in het algemeen beperkter. Het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties is voor sommige sectoren, zoals de advocatuur en de vastgoedsector, laag.
Wat betreft het UBO-register bespreekt de FATF de mogelijkheid dat in afwezigheid van de UBO momenteel te snel leidinggevend personeel als pseudo-UBO geregistreerd wordt. Daarnaast is de FATF niet te spreken over het feit dat het UBO-register ten tijde van de evaluatie voor slechts 27 procent gevuld was.
De FATF benoemt dat hoewel ondergronds bankieren, betaaldiensten zonder vergunning en niet-gereguleerde aanbieders van trustdiensten als entiteiten met een hoog risico worden aangemerkt, er onvoldoende middelen toegewezen worden om deze risico’s te beperken.
Maatregelen die Nederland volgens de FATF met voorrang dient te treffen, zien op sancties, het UBO-register en activiteiten zonder vergunning.
Algemene Rekenkamer – Bestrijden witwassen deel 3: stand van zaken 2021
Van een internationaal perspectief verplaatsen we de blik naar nationaal perspectief. De Algemene Rekenkamer heeft in 2008 en 2014 eerder onderzoek gedaan naar de witwasaanpak in Nederland. Afgelopen zomer is er een derde rapport uitgebracht waarin de stand van zaken uit 2021 wordt toegelicht. De Algemene Rekenkamer heeft daarbij specifiek gekeken naar de vraag of de ministers van Financiën en JenV voldoende hebben gedaan om de tekortkomingen uit deze eerdere onderzoeken weg te nemen. De focus van het rapport lag op de werking van de meldketen.
De Algemene Rekenkamer stelt vast dat de ministers van Financiën en JenV de afgelopen jaren belangrijke en daarmee betekenisvolle verbeteringen hebben doorgevoerd in de aanpak van witwassen. Kortgezegd hebben de ministers beleid en monitoring opgezet, samenwerkingsverbanden opgericht en hebben zij meer aandacht en budget besteed aan de bestrijding van witwassen. Hierdoor zijn de prestaties toegenomen. Er zijn meer ongebruikelijke transacties gemeld, de FIU heeft een toenemend aantal transacties verdacht verklaard en opsporingsdiensten hebben meer witwaszaken aangeleverd bij het OM. Het OM heeft op haar beurt meer witwaszaken voor de rechter gebracht en tot slot zijn er meer sancties als gevolg van witwaszaken opgelegd.
De Algemene Rekenkamer stelt echter dat de meldketen nog niet optimaal functioneert. Zo kunnen de opsporingsdiensten en het OM niet garanderen dat de meest risicovolle signalen nader onderzocht worden om te kijken of zij opvolging nodig hebben. Ook leidt de huidige werkwijze ertoe dat opsporingsambtenaren afzonderlijk van elkaar dezelfde verdachte transacties kunnen onderzoeken zonder dat van elkaar te weten. Tot slot is de manier waarop de FIU de informatie over verdachte transacties bij de opsporingsdiensten aanlevert voor verbetering vatbaar. Het is voor de opsporingsdiensten op dit moment lastig om uit de aangeleverde transactie-informatie van de FIU de transacties te selecteren die waarschijnlijk het meeste resultaat opleveren in termen van criminaliteitsbestrijding. De Algemene Rekenkamer constateert dat de meldketen rijp is voor de volgende stap, zodat ook meer recht wordt gedaan aan de inspanningen van de poortwachters.
Een ander punt van aandacht is volgens de Algemene Rekenkamer het feit dat de ministers van Financiën en JenV nog steeds geen bruikbaar inzicht hebben in doelmatigheid en doeltreffendheid van hun aanpak witwassen. Er zijn namelijk geen concrete doelstellingen geformuleerd. Dit uit zich in het ontbreken van informatie over of en hoe publieke partijen gebruik maken van informatie van ongebruikelijke transacties die poortwachters aanleveren. Bovendien kunnen de ministers van Financiën en JenV niet vaststellen of het (extra) publieke geld voor het bestrijden van witwassen doelmatig is ingezet.
De Algemene Rekenkamer beveelt de ministers om zo snel mogelijk (1) concreet te formuleren wat ze willen bereiken met hun aanpak van witwassen en de rol van ongebruikelijke transacties hierin en (2) te zorgen dat de informatie-uitwisseling tussen de FIU en de opsporingsdiensten verbetert en de FIU en opsporingsdiensten de meest risicovolle (ongebruikelijke en verdachte) transacties onderzoeken.
De ministers van Financiën en JenV geven in hun reactie aan dat er ruimte is om de achterkant van de meldketen verder te versterken. Concreet willen de ministers onder andere kijken naar mogelijkheden om de feedbackloop naar de private partijen te vergroten. De ministers geven daarnaast aan dat zij het niet eens zijn met de conclusie dat zij onvoldoende zicht hebben op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van de witwasaanpak.
In het nawoord reageert de Algemene Rekenkamer op de reactie van de ministers. Het is nu aan het parlement om voortgang te beoordelen.
De Nederlandsche Bank – Van herstel naar balans
Tot slot willen we u meenemen in de visie van DNB op de poortwachtersfunctie. Begin september heeft DNB een studie (rapport) gepubliceerd getiteld: “van herstel naar balans”. De titel beschrijft de aanleiding voor dit rapport: de afgelopen jaren hebben meerdere poortwachters – waaronder ook de banken op wie in dit rapport de focus ligt – veel te maken gehad met interne herstelwerkzaamheden in het kader van de Wwft. Mede ingegeven door het toezichtsbeleid van DNB de afgelopen jaren en de strafrechtelijke onderzoeken van de FIOD naar poortwachters, zoals de banken. De ingezette hersteltrajecten brengen investeringen en kosten met zich mee. DNB doet in dit rapport een aantal voorstellen om aan deze hersteltrajecten tegemoet te komen, vandaar de titel “van herstel naar balans”.
Door alle aandacht voor de poortwachtersfunctie de afgelopen jaren, zijn banken en andere poortwachters de afgelopen periode druk bezig geweest met het opschalen van de werkzaamheden omtrent transactiemonitoring. Klantdossiers worden op orde gebracht en klantacceptatie wordt verder aangescherpt. Dit heeft er toe geleid dat banken in substantiële aantallen afscheid nemen van klanten, of niet overgaan tot dienstverlening.
DNB legt in dit rapport als antwoord daarop de nadruk op een meer risicogebaseerde aanpak.
Een betere risico-identificatie leidt tot meer vragen aan en intensieve maatregelen bij hoogrisicoklanten. Tegelijkertijd leidt dit tot het feit dat minder vergaande vragen hoeven te worden gesteld (en zelfs klanten onnodig ge-exit worden) bij minder hoogrisicoklanten. DNB stelt dat hierbij ruimte moet zijn voor een slimmere toepassing van datagedreven technologische innovaties en meer gerichte samenwerking in de hele keten. De angst om het fout te doen, zou daarbij niet de boventoon moeten voeren.
DNB schrijft dat de wetgever er over na kan denken om poortwachters te vragen verdachte transacties te melden in plaats van ongebruikelijke transacties. Dit komt de kwaliteit van de meldingen mogelijk ten goede en de FIU kan zich dan concentreren op een goede doorlevering aan opsporingsinstanties. Bovendien lopen we als Nederland dan meer in de pas met andere landen.
Andere aanbevelingen die DNB doet is het beter mogelijk maken van uitwisselen van gegevens tussen banken[1] en uitgebreidere terugkoppeling van de FIU aan de poortwachters over de meldingen die zij maken.
Conclusie
Deze drie rapporten hebben impact op de witwasbestrijding en hoe deze is vormgegeven. Aan de zijde van publieke partijen zijn wij als AMLC betrokken bij diverse initiatieven binnen en buiten de FIOD om de witwasbestrijding, ook conform deze aanbevelingen, nog beter vorm te geven. Zoals u wellicht is opgevallen, is er een aantal gemeenschappelijke delers te noemen in deze drie samengevatte rapporten. Een voorbeeld daarvan is de aanbeveling om meer terugkoppeling te geven aan de poortwachters over de transacties die zij melden. In de AMLC-nieuwsbrief zult u daarom geregeld een terugkoppeling over ontwikkelingen, trends of andere opvallendheden in de verdachte transacties (het deel dat wij als opsporing zien) vinden. We blijven graag met u als partners in dit geheel in gesprek om met elkaar te pogen de witwasbestrijding naar een nog hoger niveau te brengen.
[1] In het Plan van aanpak witwassen zijn een aantal maatregelen genoemd ter verbetering van de witwasbestrijding. Een gezamenlijke transactiemonitoring was er daar één van. Dit besluit is op 7 oktober j.l. aangenomen door de ministerraad. Op 21 oktober j.l. is een wetsvoorstel (‘Wet plan van aanpak witwassen’) naar het kabinet gestuurd.