Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Op deze pagina

Geldezel medeplichtig aan witwassen

Gerechtshof Amsterdam 3 mei 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1342

Verdachte in deze zaak heeft zijn bankrekening ter beschikking gesteld aan een ander. Hier is vervolgens geld op gestort dat in het bijzijn van verdachte binnen 5 minuten in contanten is opgenomen door de mededader aan wie hij zijn bankpas en pincode had afgegeven.

Zowel de witwashandelingen van art. 420bis sub a als sub b zijn ten laste gelegd. Voor de wetenschap is opzet (hij wist) ten laste gelegd en subsidiair is medeplichtigheid aan witwassen ten laste gelegd.  

Wetenschap en criminele herkomst

Volgens het hof is het geld in ieder geval afkomstig uit enig misdrijf, zoals verduistering. Ook de wetenschap is er. De verklaring van verdachte dat hij dacht dat zijn gegevens werden gebruikt voor een crypto-investering acht het hof niet aannemelijk. Hij had immers zelf (ook) verklaard dat hij vermoedde dat het geld niet 'eerlijk' was.

Witwashandeling en medeplegen/medeplichtigheid

Volgens de verdediging is geen sprake van verbergen, verhullen, verwerven of voorhanden hebben van het geld door verdachte, nu hij tijdens het overmaken en opnemen van het geld niet de beschikking had over zijn bankrekening. Aan de bespreking van dit verweer komt het hof niet toe, omdat de bijdrage van verdachte te gering is om te kunnen spreken van medeplegen van witwassen. Er is geen sprake van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de ander. Verdachte is wél opzettelijk behulpzaam geweest bij het witwassen door daartoe opzettelijk gelegenheid en middelen te verschaffen. Met andere woorden: er is sprake van medeplichtigheid aan witwassen.

Indien in zaken rondom geldezels discussie wordt verwacht over de vraag of een verdachte de beschikking had over zijn geld/bankrekening, is het van belang om na te gaan of verdachte bijv. via internetbankieren toegang had via zijn telefoon om daarmee de feitelijke zeggenschap en daarmee de witwashandeling te kunnen bewijzen. We schreven hier eerder al over. Enige feitelijke zeggenschap is immers nodig voor het bewijs van de witwashandelingen onder sub b Sr (verwerven, voorhanden hebben, overdragen, omzetten of gebruiken). Voor de zekerheid kan dan medeplichtigheid aan witwassen ten laste worden gelegd, zoals hier.

Overigens geldt de feitelijke zeggenschap niet voor de witwashandelingen onder art. 420bis sub a Sr (verbergen of verhullen van de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing of de rechthebbende) zoals de verdediging aanvoert.

Tot slot vermelden we dat geldezels zich soms op het grensgebied van schuldwitwassen en opzetwitwassen bevinden. Van (voorwaardelijk) opzet is in de regel in elk geval sprake als blijkt dat de geldezel weet dat het bankpasje niet gebruikt wordt voor legale doeleinden, zoals in de hierboven besproken zaak bleek uit zijn eigen verklaring (hij vermoedde dat het geld niet eerlijk was). Lees hier meer over opzet of schuld bij witwassen.

Deel deze pagina