Derdengelden afkomstig van buitenlandse partijen door advocaten
Publicatiedatum 18-07-2022, 15:15 |
Hof van Discipline, 9 mei 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:95 (zie ook ECLI:NL:TAHVD:2022:96)
In deze zaak in hoger beroep gaat het om de vraag of een advocaat ten onrechte heeft nagelaten een of meer ongebruikelijke transacties te melden bij FIU-Nederland op grond van de Wwft (zie onder h in de beslissing). Eerder schreven wij over de zaak in eerste aanleg (ECLI:NL:TADRAMS:2021:173).
Wat was er aan de hand in deze zaak? Twee advocaten hebben een Undertaking Agreement (depotovereenkomst) ondertekend met een stichting op de Kaaimaneilanden op basis waarvan € 1,3 miljoen is overgemaakt naar de derdengeldenrekening. Dit geld werd beheerd ten behoeve van een procesfinanciering van een procedure bij de rechtbank Amsterdam. Het economisch belang bij deze procedure berust bij een limited in Hong Kong met als Ultimate Beneficial Owner (UBO) de heer van W. Op instructies van de heer van W. worden vervolgens door een werknemer van de advocaat betalingen verricht vanaf de derdengeldenrekening. Een groot deel ziet op betalingen aan een rechtspersoon waarvan de heer van W. ook de UBO is.
Het hof is het eens met de raad dat de financiële systemen op de Kaaimaneilanden en Britse Maagdeneilanden aanleiding hadden moeten zijn voor de advocaat om zich te beraden over het risico op witwassen. De advocaat had op zijn minst moeten overwegen om een Wwft-melding te doen of daarover in overleg te treden met de deken. Zeker nu er betalingen zijn gedaan aan een partij die helemaal niet was genoemd in de depotovereenkomst, er sprake was van een bestemming die duidelijk anders was dan omschreven, er niet altijd een onderliggende declaratie aanwezig was en er zelfs geld is uitgeleend aan de heer van W. Dit had aanleiding moeten zijn voor de advocaat om de ongebruikelijke transactie te melden bij FIU-Nederland.
Tot slot richtte het hoger beroep zich tegen de opgelegde maatregel. Omdat de advocaat naast zijn handelen heeft gebankierd met de derdengeldrekening heeft hij het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen ernstig geschaad. Anders dan de Raad (schorsing 16 weken) legt het hof de maatregel van schrapping van het tableau op, hoewel de advocaat zichzelf reeds heeft laten uitschrijven van het tableau.