Contant geld vervoeren in auto
Publicatiedatum 02-08-2023, 12:59 |
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 juli 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5131
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 juli 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5130
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 juli 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5132
In deze zaak wordt tijdens een controle door de politie in een busje met Frans kenteken een contant geldbedrag aangetroffen van in totaal ruim € 35.000 in een koffer in de laadruimte, onder de bijrijdersstoel en in tassen. In het busje zaten drie mannen. Zij worden alle drie aangemerkt als verdachte en leggen een verklaring af.
Door de verdachten is verklaard dat zij op weg waren naar Rotterdam om een transportbusje te kopen. Het is echter niet de bestemming van het geld, maar de herkomst van het geld waar de rechtbank naar moet kijken bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van witwassen.
De rechtbank vindt dat er sprake is van een gerechtvaardigd witwasvermoeden op basis van verschillende witwasindicatoren:
- Het gaat hier om een groot contant geldbedrag.
- Het fysieke vervoer van grote bedragen in contanten brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich.
- Bij het contante geld zat onder andere een briefje van € 500. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke coupure in het normale betalingsverkeer zelden wordt gebruikt.
Op basis van het witwasvermoeden mag van verdachten een verklaring worden verlangd voor de herkomst van het geld. De eerste verdachte verklaart dat hij een deel heeft verdiend met werk en een deel van zijn moeder heeft gekregen. Ter onderbouwing heeft hij op eigen initiatief stukken aan de politie gestuurd, bestaande uit documenten over zijn bedrijf en schriftelijke verklaringen van zijn moeder, broer en zus over een geldlening aan hem. Op zitting heeft verdachte nog toegelicht dat hij altijd zorgde dat hij rond de € 10.000 van de omzet van zijn winkel thuis had liggen.
Hoewel de verklaring van verdachte over het gespaarde geld bij de rechtbank vraagtekens oproept en de verklaringen van zijn zus, broer en moeder niet stroken met een eerdere verklaring van verdachte, concludeert de rechtbank dat de verklaring van verdachte concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. De rechtbank zegt dat verdachte in de kern consistent heeft verklaard en dat uit de aan de politie gestuurde stukken niet blijkt dat de verklaring van verdachte niet kan kloppen. Daarom had het Openbaar Ministerie volgens de rechtbank nader onderzoek naar de verklaring moeten verrichten. Nu dat niet is gebeurd, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat witwassen niet kan worden bewezen en dat verdachte wordt vrijgesproken (ECLI:NL:RBZWB:2023:5131).
Over de medeverdachte (ECLI:NL:RBZWB:2023:5130) oordeelt de rechtbank anders. Hij heeft verklaard dat hij ongeveer € 10.000 zou hebben gekregen van zijn vrouw. De broer van zijn vrouw zou dit geld hebben gewonnen via TikTok. Ook zou hij € 6.000 van zijn bankrekening af hebben gehaald. Ook hij onderbouwt zijn verklaring op eigen initiatief met stukken, bestaande uit een schriftelijke verklaring van zijn vrouw waarin staat dat zij € 10.200 aan hem heeft gegeven en een schriftelijke verklaring van een man over een geldlening. Daar worden rekeningafschriften van hen aan toegevoegd.
Volgens de rechtbank kan de verklaring van verdachte niet kloppen. In de verklaring van zijn vrouw staat niets over een gift van haar broer of dat er geld zou zijn gewonnen via TikTok. Dat had wel verwacht mogen worden gelet op de verklaring van verdachte bij de politie. De stukken bevestigen ook niet dat verdachte geld van zijn bankrekening heeft gehaald. Er zijn slechts bankafschriften van zijn vrouw overgelegd. Verdachte had stukken van zijn eigen bankrekening moeten opsturen. Ook speelt mee dat verdachte bij de politie niet heeft gesproken over een geldlening, maar pas later. Vanwege de tegenstrijdigheden tussen de politieverklaring en de aangeleverde stukken is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is en verdachte dit wist. Er volgt een veroordeling voor witwassen.
De derde verdachte (ECLI:NL:RBZWB:2023:5132) heeft verklaard bij de politie dat hij ongeveer € 9.000 bij zich had. Een deel hiervan zou hij van zijn Franse rekening hebben afgehaald en een deel van zijn Marokkaanse rekening. Dit deed hij beetje bij beetje. De aangeleverde stukken ter onderbouwing ondersteunen zijn verklaring volgens de rechtbank op belangrijke punten niet. Hieruit blijkt immers niet dat verdachte het geld beetje bij beetje heeft opgenomen of hierover kon beschikken. De verklaring van verdachte over een geldlening van de neef van verdachte strookt wat betreft de datum niet met de verklaring van zijn neef. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat het geld was bedoeld om te investeren, zonder dat hij iets kon zeggen over een investeringsdoel. De rechtbank vindt deze verklaring daarom volstrekt onlogisch. De verklaring geeft geen aanleiding tot nader onderzoek door het OM. Er volgt een veroordeling voor witwassen.
Bij het bestaan van een witwasvermoeden mag van een verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft die concreet, verifieerbaar en op voorhand niet (hoogst) onwaarschijnlijk is. Het gaat daarbij niet om de bestemming van het geld, maar om de herkomst ervan. Niettemin kan een afgelegde verklaring over de bestemming van het geld wel een rol spelen bij de beoordeling van het geheel door een rechter, zoals hier over het investeringsdoel.
Van twee verdachten oordeelt de rechtbank op basis van onderbouwde stukken dat de verklaringen niet kloppen. Van één verdachte kan dat niet worden geconcludeerd. Overgelegde stukken die juist kunnen zijn, moeten in de regel worden onderzocht door het OM. Dit strookt met andere jurisprudentie hierover. Een legale herkomst kan dan immers niet worden uitgesloten.