Concrete en verifieerbare verklaring komt te laat
Publicatiedatum 08-06-2023, 16:57 |
Uit analyse van een kasopstelling blijkt dat verdachte en zijn vrouw gedurende een periode van bijna negen jaren grote hoeveelheden contant geld tot hun beschikking hadden, zonder dat daartoe op het eerste gezicht een noodzaak bestond op grond van een bedrijf of beroep. Bij een doorzoeking is cocaïne in de woning van verdachte en zijn vrouw aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit, waaronder de handel in verdovende middelen, gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Dit levert een witwasvermoeden op. Heeft verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld gegeven?
Verklaring verdachte
Het OM heeft een concept tenlastelegging met daarin o.a. witwassen aan de raadsman gezonden. De raadsman is verzocht om zijn onderzoekswensen kenbaar te maken. Hierop is geen reactie van de verdediging ontvangen.
“De rechtbank onderkent dat de verdediging niet expliciet is gevraagd om een verklaring met betrekking tot de herkomst van het contante geldbedrag. (…) De rechtbank is niettemin van oordeel dat het voor de verdediging duidelijk moet zijn geweest dat het verzoek van de officier van justitie en de rechter-commissaris om onderzoekswensen in te dienen het moment was om met een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te komen over de herkomst van de vele contant gestorte geldbedragen in die periode. De verdachte is echter pas op de terechtzitting met een verklaring gekomen omtrent de herkomst van deze contante geldbedragen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte een concrete en op zichzelf niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot de herkomst van de contante geldbedragen. De verklaring roept echter ook veel vragen op die niet door de overgelegde stukken worden beantwoord. De overgelegde overeenkomsten, die overigens een beperkte periode beslaan, maken niet inzichtelijk waarom contante geldbedragen van een dergelijke omvang, waarbij het veelal gaat om afgeronde bedragen, op de rekeningen van verdachte en zijn vrouw zijn gestort. Op basis van hetgeen de verdediging namens verdachte naar voren heeft gebracht staat dan ook geenszins vast dat deze lezing op waarheid berust.
Wanneer verdachte eerder met deze verklaring was gekomen, had het op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om, voor zover mogelijk, nader onderzoek te doen naar deze verklaring van verdachte. Verdachte heeft er echter voor heeft gekozen om pas op zitting voor het eerst met een verklaring te komen, waardoor verificatie van de verklaring van verdachte in dit stadium niet meer mogelijk is. De ter zitting afgelegde verklaring van verdachte kan het vermoeden van witwassen dan ook niet ontkrachten. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag (…) uit enig misdrijf afkomstig is.”