Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Bitcoinzaak IJsberg

Hoge Raad 25 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:889 en Hoge Raad 25 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:887

De Hoge Raad heeft in juni arrest gewezen in de zaak IJsberg. In deze zaak wisselde een bitcoinhandelaar bitcoins om in contant geld voor klanten. Het hof heeft veroordeeld voor witwassen aan de hand van het stappenplan. Voor het verbergen/verhullen van de bitcoins sprak het hof vrij.

In dit arrest buigt de Hoge Raad zich over de vraag of dat terecht is geweest. Meer specifiek wordt ingegaan op de vraag of bij verbergen of verhullen het effect van het handelen doorslaggevend is of de intentie van verdachte.

Het gaat hier om de betekenis van de termen verbergen en verhullen van artikel 420bis en 420quater Wetboek van Strafrecht (sub a). De betekenis van deze termen in artikel 420quater en 420bis is hetzelfde.

Artikel 420bis lid 1 van het Wetboek van Strafrecht:
“Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.”

Artikel 420quater lid 1 Sr:
“Als schuldig aan schuldwitwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.”

Betekenis verbergen en verhullen

Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de termen verbergen en verhullen een zekere doelgerichtheid impliceren: de gedragingen moeten erop zijn gericht het zicht op onder meer de herkomst van voorwerpen te bemoeilijken én de gedragingen moeten geschikt zijn om dat doel te bereiken. De doelgerichtheid slaat op de objectieve strekking van het handelen. Met andere woorden: het moet gaan om handelingen die naar hun aard een verbergend of verhullend effect hebben. Bepalend voor strafbaarheid is het effect van het handelen. De doelgerichtheid slaat niet op de subjectieve gesteldheid of de bedoeling van de verdachte. Het is dus niet zo dat bewezen moet worden dat de verdachte het oogmerk – in strafrechtelijke zin – had om te verbergen en te verhullen.

Meer lezen over verbergen of verhullen

Vaak zal het gaan om een reeks van handelingen, die tezamen witwassen opleveren. Dit betekent dat voor het bewijs van het verbergen of verhullen vaak naar meer handelingen (transacties) in het witwastraject zal moeten worden gekeken. Het is niet uitgesloten dat één enkele handeling verbergen of verhullen zou kunnen opleveren, maar in zo’n geval zal waarschijnlijk eerder gesproken kunnen worden van de gedragingen uit sub b (verwerven, voorhanden hebben, overdragen of omzetten).

Oordeel Hoge Raad

“Het hof heeft geoordeeld dat het enkele omzetten van de bitcoins – waarvan het hof terecht heeft aangenomen dat zij kunnen worden aangemerkt als ‘voorwerpen’ in de zin van artikel 420bis en 420quater Sr – naar contant geld niet kan worden beschouwd als het verbergen of verhullen van de herkomst of de vindplaats van de bitcoins. Bij dit oordeel heeft het hof betrokken dat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat de verdachte de herkomst of de vindplaats van de bitcoins heeft “willen” verhullen of verbergen. Hierin ligt als oordeel van het hof besloten dat het oogmerk van de verdachte bepalend is voor de beantwoording van de vraag of de verdachte (onder andere) de herkomst van de bitcoins heeft verborgen of verhuld. In het licht van de onder 3.5 weergegeven wetsgeschiedenis – waarin de “(subjectieve) geestesgesteldheid van de dader” op dit punt als van “ondergeschikt belang” is aangeduid omdat het gaat om de objectieve strekking en het effect van de gedragingen – getuigt dat oordeel van een te beperkte uitleg van het bestanddeel ‘verbergt of verhult’. Door de verdachte vrij te spreken van het onder 1, onderdeel b, tenlastegelegde heeft het hof hem dus vrijgesproken van iets anders dan was tenlastegelegd. Het hof heeft daarmee de grondslag van de tenlastelegging verlaten.”

Bij verbergen of verhullen staat niet de intentie van verdachte voorop, maar het effect van het handelen. Daarom wordt de uitspraak van het hof vernietigd en wordt de zaak terugverwezen.


Deel deze pagina