Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Afkomstig uit enig misdrijf

In 1987 werden negen schilderijen in Maastricht gestolen maar de diefstal is door de eigenaar van de schilderijen zelf in scène is gezet. Eén van de schilderijen is door de eigenaar van de schilderijen zelf verbrand maar de overige acht heeft verdachte – samen met zijn vrouw – niet verbrand maar verstopt in hun woning.  De eigenaar heeft een uitkering van de verzekering gekregen voor de vermeende gestolen schilderijen waarmee hij zich schuldig gemaakt heeft aan verzekeringsfraude. De schilderijen zijn naar verdachte overgebracht met de bedoeling dat verdachte ze zou verbranden. Begin 2007 overleed de eigenaar van de schilderijen.

Eind 2008 schakelde verdachte twee andere medeverdachten in om contact op te nemen met de verzekeringsmaatschappij voor het verkrijgen van een vindersloon. Zij benaderden de privédetective die ten tijde van de diefstal onderzoek had gedaan in de galerij waar de schilderijen gestolen zouden zijn. Hij heeft de politie geïnformeerd en een opsporingsambtenaar heeft zich voorgedaan als vertegenwoordiger van de verzekeringsmaatschappij. Nadat vastgesteld werd dat de schilderijen echt waren, zijn alle verdachten aangehouden.

Het hof overweegt dat verdachte de schilderijen lange tijd onder zich heeft gehad met de wetenschap van de oplichting van de verzekeringsmaatschappij. De aanwezigheid van de schilderijen stond volgens het hof in causaal verband met de verzekeringsoplichting zodat gezegd kan worden dat zij van misdrijf afkomstig waren. Volgens het hof is het niet relevant dat de verzekeringsfraude pas is gepleegd na de overdracht van de schilderijen aan verdachte. De verdediging heeft nog aangevoerd dat slechts de schade-uitkering het product van de verzekeringsfraude is, maar ook hier gaat het hof niet in mee.

De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het hof een onjuiste rechtsopvatting betreft. Goederen of voorwerpen kunnen alleen een criminele herkomst hebben als ze afkomstig zijn uit een misdrijf dat gepleegd is voorafgaand aan de delictsgedragingen. In casu is dit niet het geval nu de schilderijen niet afkomstig zijn uit de verzekeringsfraude. De Hoge Raad wijst de zaak terug naar het hof.

Hoge Raad, 16 januari 2018

ECLI:NL:HR:2018:33

Aanvulling maart 2023:

Gerechtshof Den Haag 08-07-2021 ECLI:NL:GHDHA:2021:2918

Na terugverwijzing heeft het hof uitspraak gedaan over de vraag of de schilderijen voorwerp van witwassen waren. De advocaat-generaal heeft zich ter zitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het misdrijf (het gronddelict), waar het tenlastegelegde ‘door misdrijf verkregen’ respectievelijk ‘uit enig misdrijf afkomstig’ op ziet, in het onderhavige geval ingevuld kan worden door het gronddelict verduistering in plaats van verzekeringsfraude. Immers de verdachte zou de schilderijen – die niet aan hem toebehoorden – zich wederrechtelijk hebben toegeëigend omdat deze niet aan hem, maar eerst aan [kunsthandelaar] en later aan de verzekeringsmaatschappij toebehoorden.

Maar het hof vindt dat de bestanddelen van het misdrijf verduistering niet zijn vervuld omdat ‘niet zonder gerede twijfel kan worden vastgesteld’ dat het opzet van de verdachte gericht was op wederrechtelijke toe-eigening van de schilderijen. Het hof acht hierbij met name van belang dat er niet een moment kan worden aangewezen waarop de intentie van de verdachte ten aanzien van het rechtmatig onder zich houden van de schilderijen is gewijzigd en is overgegaan in de opzettelijke wederrechtelijke toe-eigening daarvan. Ook de intentie tot het niet-verbranden van de schilderijen maakt nog niet dat de verdachte zich die schilderijen daarmee en op dat moment wederrechtelijk heeft toe-geëigend.

Evenmin is het hof gebleken van enig ander gronddelict.

Verdachte wordt vrijgesproken van het witwassen van de schilderijen.

Deel deze pagina