Gebruik PGP-telefoons in het criminele circuit
Publicatiedatum 15-11-2024, 17:43 |
Rechtbank Rotterdam, 12 november 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:11351
De verdachte hield zich bezig met de verkoop van Encrochat-toestellen. Hem wordt gewoontewitwassen ten laste gelegd.
Alleen is de vraag of er voldoende bewijs is dat de gelden waarmee de telefoons zijn betaald uit misdrijf afkomstig zijn. De handel in zogenoemde PGP-telefoons is namelijk op zichzelf niet illegaal, tenzij ze “uitsluitend of in overwegende mate worden gebruikt door lieden wier doel het bij dat gebruik is om de nasporing van door hen gepleegde of nog te plegen misdrijven te verijdelen en een dergelijk doel binnen de organisatie (lees: bij de handelaar) bekend was”.
Zie voor meer informatie over bovenstaande overweging onze eerdere samenvatting van de Ennetcom-uitspraak.
Verdachte handelde al een aantal jaren in Encrochat-telefoons en abonnementen. Uit berekeningen blijkt dat er sprake is van een minimale omzet van ruim 1,9 miljoen euro en een maximale omzet van 4 miljoen euro. In de tenlastelegging voor het gewoontewitwassen is het minimumbedrag van 1,9 miljoen euro opgenomen. De eerste vraag die de rechtbank stelt is of de gelden waarmee de betalingen voor de toestellen zijn verricht wel afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De officier van justitie stelt dat het gewoontewitwassen in deze zaak bewezen kan worden door enerzijds het feit van algemene bekendheid dat klanten van PGP-verkopers voornamelijk criminelen zijn die hun geld met misdaad verdienen. Verdachte heeft witgewassen door het geld als betaling voor de telefoons te accepteren en dit vervolgens te herinvesteren en voor privé-uitgaven te gebruiken. Anderzijds kan witwassen bewezen worden aan de hand van het stappenplan. Het kan niet anders zijn dan dat de gelden uit misdrijf afkomstig zijn, omdat er feiten en omstandigheden aanwezig zijn die dit vermoeden rechtvaardigen en de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven. De politie heeft dan ook geen onderzoek kunnen doen naar de legale herkomst van de gelden. De officier verwijst onder meer naar de eerdergenoemde Ennetcom-zaak.
De rechtbank stelt dat er voor een bewezenverklaring van gewoontewitwassen concrete bewijsmiddelen moeten zijn. “Een combinatie van niet meer dan algemene aannames en algemene vaststellingen en feiten van algemene bekendheid, is onvoldoende voor die bewezenverklaring”. Het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ kan niet bewezen worden op basis van alleen een feit van algemene bekendheid.
Daarnaast is de rechtbank van mening dat het OM onvoldoende onderbouwt dat het een feit van algemene bekendheid is dat (bijna) alle Encrochat-telefoons gekocht worden door criminelen en dat deze gelden voor de betaling uit misdrijf afkomstig zijn. Een belangrijk verschil met de Ennetcom-zaak is dat in die zaak gebruik werd gemaakt van gegevens over daadwerkelijk gebruik door criminelen van Ennetcom. De bewijsbeslissing was dus niet gebaseerd op feiten van algemene bekendheid maar op concreet onderzoek. In de onderhavige zaak is wel onderzoek gedaan naar de gebruikers, maar hier is te weinig over bekend geworden waardoor dit niet kan leiden tot de conclusie dat een groot deel van de omzet is gegenereerd door verkoop aan personen die met misdaadgelden betaald hebben.
Dan het stappenplan. Er is volgens de rechtbank inderdaad sprake van een witwasvermoeden, maar de redenering dat verdachte geen verklaring over een legale herkomst heeft afgelegd en dus de conclusie kan worden getrokken dat het niet anders kan dan dat het geld van misdrijf afkomstig is, gaat hier niet op. De rechtbank stelt vast dat er wel degelijk sprake is van een verklaring voor de herkomst van de gelden, namelijk dezelfde verklaring als waar de bewijsredenering van het OM op is gebaseerd: de handel in Encrochat-telefoons. Nu die handel op zich niet strafbaar is en er dus een op zich legale bron kenbaar is, ligt het op de weg van de officier van justitie om onderzoek te doen naar die bron en bewijsmateriaal aan te dragen waaruit blijkt dat het om betalingen met criminele gelden gaat.
Aan de hand van de bovenstaande redenering komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet bewezen is dat de genoemde gelden uit misdaad verkregen zijn door de kopers van de telefoon. Wel kan de verdachte worden verweten dat hij geen aangifte omzetbelasting heeft gedaan en uit onderzoek concludeert de rechtbank dat deze intentie er ook nooit is geweest. Op grond van dit fiscale gronddelict kan de verdachte wel worden veroordeeld voor gewoontewitwassen van ‘een groot geldbedrag’ en dat doet de rechtbank dan ook.
Eerder werd door rechtbanken anders over soortgelijke materie geoordeeld. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant volgde in 21 oktober 2022 ook het stappenplan witwassen, kwam tot een witwasvermoeden, en verbond conclusies aan het feit dat de verdachte verkoper van PGP-telefoons zei ook aan niet-criminele gebruikers te verkopen maar vervolgens weigerde hiervan namen te geven. Omdat verdachte onvoldoende verificatiemogelijkheid bood voor de omvang van zijn legale telefooninkomsten volgde een veroordeling wegens witwassen. Zie ECLI:NL:RBZWB:2022:6115. In diezelfde lijn: rechtbank Den Haag op 1 november 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:14878
De rechtbank Den Haag in een vonnis van 7 januari 2021 over een verkoper van Encrochat-abonnementen: “Bovengenoemde feiten en omstandigheden, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat de personen voor wie de verdachte een (verlenging van een) abonnement op Encrochat heeft geregeld, hun geld verdienden met criminele activiteiten, dat zij de verdachte voor deze dienst hebben betaald met de opbrengsten van deze criminele activiteiten en dat eerdergenoemd geldbedrag aldus een illegale herkomst heeft. Gelet hierop, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat dit geldbedrag geen illegale herkomst heeft. Gelet op het ontbreken van een aannemelijke verklaring van de verdachte voor een legale herkomst van voormeld geldbedrag, in combinatie met bovengenoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is.”
Los van de conclusies die aan het uitblijven van een verklaring van de verdachte verbonden kunnen worden, is een leerpunt voor de opsporing in deze zaak dat het van belang kan zijn dat er concreet onderzoek wordt gedaan naar criminele afnemers of crimineel gebruik van het betreffende product.
In de Ennetcom-zaak waaraan wordt gerefereerd zag dat onderzoek er als volgt uit: “Dat de telefoons daadwerkelijk door criminelen werden gebruikt, volgt in de eerste plaats uit de aanleiding voor het onderzoek in deze zaak: in tenminste vijftien andere strafrechtelijke onderzoeken bleek dat gebruik gemaakt werd van telefoons, bakens/trackers en spyware van [naam verdacht bedrijf 1]. Daarnaast blijkt uit een analyse van de Nederlandse berichten in de Ennetcom-data dat bij een willekeurige steekproef 359 van de 458 beoordeelde gesprekken crimineel gerelateerd waren, oftewel 78,4%. De verwachting is dat bij herhalingen van de steekproef gemiddeld zo’n 75% crimineel gerelateerd zou zijn. Voorts bleek dat de gebruikers van de 800 e-mailadressen die op het moment van de analyse geïdentificeerd waren, vrijwel allemaal bekend waren in de politiesystemen op basis van langdurige betrokkenheid bij diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit.”