Verbergen en verhullen rechthebbende
Publicatiedatum 05-12-2023, 8:53 |
Parket bij de Hoge Raad 14 november 2023, ECLI:NL:PHR:2023:1027
In dit advies aan de Hoge Raad wordt uitleg gegeven over de bestanddelen ‘verbergen en verhullen’ en ‘rechthebbende’ in art. 420bis lid 1 sub a Sr.
De casus gaat over een geldezel: verdachte heeft een bankrekening geopend omdat zij naar eigen zeggen in contact was gekomen met iemand die een rekeningnummer nodig had om geld door te sluizen. De bankpas die zij thuis heeft ontvangen is door twee jongens opgehaald. Er was haar verteld dat er een bedrijf failliet was gegaan, dat er geld overgeschreven zou worden naar het door haar geopende rekeningnummer en dat dit geld zou worden opgenomen door met haar betaalpas te pinnen. De verdachte zou voor haar handelen tien procent van het geldbedrag krijgen. Uiteindelijk is de bankrekening gebruikt voor een whatsapp-fraude.
De verdediging komt op tegen de bewezenverklaring van witwassen als bedoeld in art. 420bis lid 1 onder a Sr, meer in het bijzonder dat de gedragingen van de verdachte kunnen worden gekwalificeerd als het verhullen van de werkelijke aard en de vervreemding van de naar haar bankrekening overgemaakte gelden en het verhullen wie de rechthebbende op dat geld is. Waren de gedragingen van de verdachte daar op gericht én waren ze geschikt om dat doel te bereiken? Dat oordeel is zonder nadere motivering niet begrijpelijk, aldus de steller van het middel.
Nog even de relevante wetstekst van art. 420bis lid 1 Sr:
1.Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
De Advocaat Generaal bij de Hoge Raad verwijst naar verschillende kamerstukken bij de wettekst en dan met name ten aanzien van de bestanddelen ‘verbergen en verhullen’ en ‘rechthebbende’ (zijn dat de slachtoffers van het gronddelict of de rechthebbenden te kwader trouw?).
Overweging 5.6.:
‘Wie daarbij als “rechthebbende” op een voorwerp moet worden aangemerkt volgt niet eenduidig uit de wetsgeschiedenis en voor zover ik heb kunnen nagaan heeft de Hoge Raad zich hier ook niet over uitgelaten. In de literatuur wordt benadrukt dat de wetgever kennelijk het oog heeft gehad op slachtofferloze misdrijven, zoals de handel in verdovende middelen: rechthebbende is in die gevallen degene die de opbrengst uit deze illegale handel opstrijkt. Wanneer wel sprake is van een slachtoffer (bijvoorbeeld bij vermogensmisdrijven) dan is dat slachtoffer weliswaar “rechthebbende” naar maatstaven van het civiele recht, maar niet in de zin van art. 420bis Sr: in die gevallen geldt de verkrijger te kwader trouw als “rechthebbende”.’
Het middel kan volgens de AG niet tot cassatie leiden. De handelingen van verdachte duiden onmiskenbaar op het creëren van een ‘mistgordijn’ als omschreven in de wetsgeschiedenis, waardoor het zicht op de rechthebbende op de tegoeden op die bankrekening wordt verhuld, zij het dat – anders dan in de bewezenverklaring tussen haakjes staat vermeld – niet wordt verhuld dat de aangevers rechthebbende op het geld zijn.
De verdachte heeft een bankrekening geopend terwijl zij wist dat deze zou worden gebruikt om geld op te laten storten en dat dit geld vervolgens zou worden opgenomen door de personen aan wie zij het (enige) bankpasje had overgedragen. Door het bankpasje over te dragen aan anderen heeft zij de beschikkingsmacht over de bankrekening en de daarop gestorte geldbedragen overgedragen aan anderen en daarmee verhuld wie die anderen, de rechthebbenden (te kwader trouw) zijn op de door de aangevers gestorte gelden. Verdachte heeft door haar handelen criminele opbrengsten aan het zicht van justitie onttrokken.