Ongebruikelijke transactie trustkantoor
Publicatiedatum 19-10-2023, 16:40 |
Rechtbank Rotterdam 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:8237
In deze zaak heeft DNB een boete opgelegd van € 100.000 aan een trustkantoor wegens het niet (tijdig) melden van een ongebruikelijke transactie. De vraag die in deze zaak voorligt is of de betreffende transactie als ongebruikelijk had moeten worden gemeld aan FIU-Nederland.
Feitencomplex
Het trustkantoor is sinds 2017 bestuurder van een doelvennootschap, die één van de aandeelhouders is van een bedrijf dat hoofd is van een groep, waartoe ook een oliebedrijf behoort. Dit oliebedrijf koopt olie in Kazachstan en transporteert dit via Rusland. Door een ander bedrijf, gevestigd in Panama met een Zwitserse bankrekening, zijn kosten in rekening gebracht aan het oliebedrijf voor verleende consultancydiensten. Die kosten zijn vergoed en doorbelast aan de aandeelhouders, waaronder de doelvennootschap. Het zou gaan om een verrekening van eerder gemaakte kosten voor verleende consultancydiensten. Hieraan liggen twee facturen ten grondslag van het bedrijf aan de doelvennootschap. Aan deze facturen liggen weer andere facturen ten grondslag. Het trustkantoor had de transactie afgesloten, omdat zij tot de conclusie was gekomen dat de transactie niet ongebruikelijk was.
Risicofactoren volgens DNB
Volgens DNB is er sprake van verhoogde risicofactoren, zoals:
- twee ultimate beneficial owners (UBO’s) van de doelvennootschap waar het trustkantoor bestuurder van was zijn PEP’s (politiek prominente personen).
- Er is sprake van handel in olie met landen als Rusland en Kazachstan (landen met een hoog risico op criminele activiteiten).
- Er is sprake van een vergoeding voor kosten i.v.m. consultancydiensten die zijn verleend door een partij in Panama en waarbij het lastig na te gaan is of tegenover de kosten reële tegenprestaties hebben gestaan.
Dit zijn omstandigheden op grond waarvan een Wwft-instelling extra alert moet zijn en zorgvuldig onderzoek moet doen. Het gaat hier om een hoge transactie (van USD 2.699.016,80) die niet strookt met het transactieprofiel van de doelvennootschap. In het profiel is namelijk opgenomen dat er slechts jaarlijkse dividendinkomsten worden verwacht en geen kosten. Van nader onderzoek door het trustkantoor is niet gebleken.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het vaste rechtspraak is van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) dat de verplichting tot het doen van een melding als bedoeld in artikel 16 van de Wwft niet slechts bestaat wanneer er concrete aanwijzingen bestaan dat sprake is van witwassen of het financieren van terrorisme. Het wetsartikel heeft een (veel) ruimere strekking: iedere ongebruikelijke transactie behoort te worden gemeld. De drempel tot melden is dus laag.
De rechtbank is het eens met DNB dat het trustkantoor de transactie als ongebruikelijk had moeten melden bij FIU-Nederland. Het feit dat het trustkantoor later alsnog een melding heeft gedaan, doet niet af aan de bevoegdheid van DNB om een boete op te leggen. De melding was hier circa 8 maanden te laat, waardoor FIU-Nederland niet direct onderzoek heeft kunnen doen en de opsporing te laat op gang is gekomen.
Conclusie
De drempel tot het melden van ongebruikelijke transacties is laag. In deze zaak zijn voldoende risicofactoren aanwezig op grond waarvan gemeld had moeten worden. Interessant aan deze zaak is verder dat het trustkantoor verwijst naar het volgende citaat uit het rapport “Van herstel naar balans” van DNB:
“De wetgever zou er voor kunnen kiezen instellingen te vragen niet al te melden wanneer transacties ‘ongebruikelijk’ zijn, maar de focus bij het melden te leggen op ‘verdachte’ transacties waarbij de instelling vermoedt dat de handelwijze van de klant verband houdt met witwassen of het financieren van terrorisme”.
In het rapport wordt voorgesteld om de focus te leggen op hoge risico’s. Het gáát hier echter om een transactie met een hoog risico die door FIU-Nederland als verdacht is aangemerkt. Door te verwijzen naar dit rapport kan niet worden aangetoond dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de transactie verband kon houden met witwassen. Bovendien is het rapport van DNB gericht aan banken en niet aan trustkantoren.
.