Risico’s contante gelden betaalrekening
Publicatiedatum 19-12-2022, 12:17 |
Gerechtshof Amsterdam, 15 november 2022: ECLI:NL:GHAMS:2022:3223
Dit kort geding is aangespannen door ondernemers van coffeeshops en een bedrijf in rookfilters omdat de ING bank hen de toegang had geweigerd tot een zakelijke betaalrekening vanwege onacceptabele risico’s op het gebied van financieel-economische criminaliteit. De vraag is of de bank de toegang mocht weigeren.
De risico’s hangen o.a. samen met de herkomst van contante gelden. Volgens de bank is niet goed na te gaan of de contante gelden die zijn gestort op legale wijze zijn verkregen. Eerder had de Rabobank de bankrelatie al opgezegd vanwege dit risico. In een periode van twee maanden was een geldbedrag van ruim € 80.000,- aan contanten gestort op een privé-bankrekening, voornamelijk in coupures van 500 euro. Dit bedrag werd doorgestort naar verschillende zakelijke rekeningen. Hierover had de Rabobank vragen gesteld, waarop de eigenaar van de coffeeshop had laten weten dat het zou gaan om de opbrengst van verkoop van privé bezittingen.
Na het beëindigen van de bankrelatie werd een betaalrekening aangevraagd bij ING. ING weigerde de toegang vanwege o.a. dit risico. Volgens het hof zijn de risico’s reëel, maar rechtvaardigen ze niet dat er in het geheel geen toegang wordt verstrekt tot betaalrekeningen. Het is volgens het hof wél gerechtvaardigd om geen mogelijkheid te bieden om contante gelden op een betaalrekening te (laten) storten of op te nemen. De andere risico’s hangen samen met schietincidenten uit het verleden rond de coffeeshops, gebrek aan transparantie over transacties en het ontbreken van controle van informatie over de financiën.
ING dient volgens het hof toegang te verlenen tot betaalrekeningen zonder opname- en afstortfaciliteit onder de voorwaarde dat er binnen een zekere termijn een bevestiging wordt verkregen van een accountant over (1) de gemaakte omzet en de vraag of dit past bij de locatie waar de onderneming is gevestigd (2) de herkomst van het vermogen en (3) de juistheid van de belastingaangiftes van de afgelopen vijf jaar.