Bankrelatie goede doelenstichting:
Publicatiedatum 03-11-2021, 11:08 |
Rechtbank Amsterdam, 1 september 2021: ECLI:NL:RBAMS:2021:4667
In deze zaak gaat het om de vraag of de Rabobank de bankrelatie mocht opzeggen met een goede doelenstichting voor Palestijnse weeskinderen in Gaza, Libanon en Turkje. De bank had de bankrelatie beëindigd, omdat het de oorsprong en de bestemming van de geldstromen niet kon vaststellen. Volgens de bank zou de stichting activiteiten hebben overgenomen van een andere stichting die mogelijk terrorisme zou steunen. De bank heeft meerdere malen verzocht om een keurmerk dat erop toeziet dat goede doelen daadwerkelijk bijdragen aan een betere wereld en zorgvuldig omgaan met hun uitgaven. Voor dit keurmerk is onder meer een accountantsverklaring vereist. Naast de eis van het keurmerk, heeft de bank verzocht om een intern compliance beleid. De accountantsverklaring heeft de stichting uiteindelijk verkregen op 31 maart 2021. Het keurmerk heeft de stichting (nog) niet.
Voor de vraag of de bankrelatie mocht worden beëindigd is volgens de voorzieningenrechter van belang dat de twee relatief nieuwe bestuursleden van de stichting hun jaarrekening hebben laten controleren door een accountant van een gerenommeerd kantoor. Verder zijn zij actief bezig om het keurmerk te verkrijgen. Ook is van belang dat de stichting lijsten van weeskinderen, bewijzen van uitbetalingen en kopieën van paspoorten heeft toegestuurd aan de bank en dat de bank niet heeft aangegeven wat hieraan zou schorten. Over het eigen compliance beleid dat de stichting volgens de bank zou moeten hebben zegt de rechter dat onduidelijk is wat dit beleid zou moeten inhouden en wat het zou toevoegen. Dat heeft de bank niet duidelijk gemaakt. De stichting heeft gemotiveerd aangegeven dat zij precies weet waar het geld terechtkomt (bij weeskinderen). Dit is geverifieerd door een accountant die een verklaring heeft afgegeven bij de jaarrekening. Verder speelt een rol dat de accountantsverklaring en het keurmerk langer op zich hebben laten wachten door de corona-pandemie. Op basis daarvan zijn er volgens de rechter te weinig aanwijzingen dat de werkwijze van de stichting in strijd is met de Wwft en andere relevante wetten en moet de bank de bankrelatie voortzetten.
De zorgen en waakzaamheid van de bank over de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering in deze zaak zijn terecht. Doorslaggevend is volgens de rechter dat de bestemming van het geld door de stichting is aangetoond en dat dit is goedgekeurd door een accountant.