Afkomstig uit enig misdrijf
Publicatiedatum 30-03-2021, 16:10 |
Hoge Raad 2 februari 2021 ECLI:NL:HR:2021:156
Deze zaak heeft betrekking op het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. De Hoge Raad toetst de conclusie van het hof dat de verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven. Verdachte wordt verdacht van het witwassen van in totaal € 212.790. De verdachte heeft verschillende contante stortingen op zijn zakelijke en privé rekening ontvangen, een money transfer en een girale overboeking verricht. De transacties zijn bij de FIU gemeld en verdacht verklaard. Van de verdachte zijn geen legale inkomstenbronnen bekend en zijn spaartegoeden zijn nihil of negatief.
Er is geen direct bewijs voor de illegale herkomst van de geldbedragen. Wegens het ontbreken van een legale inkomstenbron om de grote stortingen te verklaren en het feit dat in het bedrijfspand van de verdachte op meerdere momenten hennepplantages zijn aangetroffen, is er een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de legale herkomst van het geld. De verdachte verklaart dat hij het geld heeft verkregen uit inkomsten van twee hypothecaire geldleningen, inkomsten uit de verhuur van zijn bedrijfspand, een erfenis van ongeveer € 220.000 en inkomsten uit de verkoop van motoren.
Met betrekking tot de inkomsten uit de verhuur is bepaald dat een deel van de inkomsten aan de hand van de aangeleverde stukken kan worden verklaard. Dit bedrag is dan ook niet meegenomen in de tenlastelegging. Het overige deel van de gestelde huurinkomsten kan niet uit de bankafschriften worden afgeleid. De kwitanties die het zouden kunnen onderbouwen zijn niet overgelegd. Het hof overweegt dat de verdediging niet heeft verzocht deze kwitanties, die zich volgens verdachte in een opslagloods bevinden waartoe hij geen toegang heeft omdat hij de huur al enige tijd niet heeft betaald, aan het dossier toe te voegen. De inkomsten uit de hypothecaire leningen geven geen verklaring voor de contante stortingen op de bankrekening van de verdachte. Normaliter worden deze gelden via de notaris overgemaakt op een bankrekening. Daarnaast heeft de verklaring van de verdachte over de erfenis geen nadere onderbouwing. De verdachte verklaart namelijk dat hij de erfenis op een Finse bankrekening heeft laten storten, het geld van die rekening heeft opgenomen dan wel in Finland is gaan opnemen. Op beide punten is, volgens het hof, de verklaring van de verdachte niet te verifiëren. De inkomsten uit de verkoop van motoren heeft de verdachte op geen enkele manier onderbouwd. Verdachte heeft tijdens zijn verhoren aangegeven over stukken te beschikken die zijn verhaal kunnen onderbouwen. Deze stukken heeft hij, ondanks meerdere gelegenheden daartoe, niet overgelegd. In hoger beroep stelt de verdachte dat ze zich in dezelfde opslagloods bevinden. Er wordt op de zitting ook gevraagd naar stukken die de stortingen en opnames in Finland kunnen onderbouwen. De verdachte geeft aan dat het € 300,- kost om van 5 jaar de maandafschriften te krijgen en dat hij dat geld niet heeft.
Volgens het hof heeft de verdachte geen concreet verifieerbare verklaring voor de geldbedragen gegeven en het hof acht witwassen bewezen. Het hof legt hieraan ten grondslag dat de verdachte bankafschriften en kwitanties niet heeft overgelegd en hij niet heeft verzocht deze aan het dossier toe te voegen.
De Hoge Raad overweegt dat het hof deze conclusie niet voldoende heeft gemotiveerd. De Hoge Raad herhaalt dat van verdachte een verklaring mag worden verlangd als door het OM feiten en omstandigheden zijn aangebracht die een vermoeden dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is rechtvaardigen. Maar verdachte hoeft niet aan te tonen dat het geld legaal is verkregen. “De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.” De verdachte heeft verwezen naar aflossingen van uitgeleende geldbedragen en verwezen naar een Fins bankrekeningnummer waarop de erfenis zou zijn gestort. Ook heeft de verdachte aangegeven dat de bankafschriften in het dossier incompleet zijn en waar de ontbrekende stukken te vinden zijn. De verdachte heeft aangevoerd dat zijn verklaringen zijn te verifiëren door kennisneming van deze stukken. Dat verdachte heeft toegezegd om stukken aan te leveren en dit vervolgens niet heeft gedaan, maakt niet dat de verklaring niet concreet of niet meer te onderzoeken is.